
Bijzondere Stadshagenaar
Door: Geert Jan den Hengst
Foto: Hans van Eerbeek
Verschenen in de Vinexpress van februari www.vinexpress.nl
De fan-tast-ische slurf
’Goed kunnen luisteren en met mensen gesprekken voeren kan prima als je niets ziet.’
’Door te vertellen over blind zijn hoop ik dat de wereld steeds een stukje inclusiever en toegankelijker wordt.‘
Voor het eerst haar dochter naar depeuterspeelzaal brengen. Dit bijzondere moment kreeg bij Willemijn Kloosterman een wel heel mooi vervolg. Ze wil aan kinderen vertellen hoe het is om blind te zijn.
Na haar middelbare school volgde voor Willemijn de studie Maatschappelijk Werk. Aanvankelijk werd er nog wel even gedacht aan Verpleegkunde, maar dat is verder nooit overwogen.
’Uiteraard zou dat heel lastig worden met mijn visuele beperking. Met Maatschappelijk Werk moet je vooral goed kunnen luisteren en met mensen gesprekken voeren. Dat kan prima als je niets ziet.’
Toen zij in 2008 afstudeerde was er een economische crisis. Er was sowieso niet veel werk te vinden, laat staan binnen haar vakgebied.
‘En dan vonden werkgevers het ook nog eens spannend om iemand die blind is aan te nemen.’
Willemijn vond tijdelijk een betaalde functie in de politiek. Daarnaast deed ze veel vrijwilligerswerk. Op den duur besloot zij weer een opleiding te volgen, tot pastoraal hulpverlener.
Onderwijl volgde zij verschillende schrijfcursussen endeed ook een training SEO (zoekmachineoptimalisatie) en ChatGPT. In 2014 is zij aan de slag gegaan als zzp-tekstschrijver en heeft inmiddels verschillende opdrachten en projecten gedaan.
Op dit moment doet Willemijn de post-hbo opleiding voor mantelzorgmakelaar.
Staat jouw visuele beperking jou nooit in de weg?
‘Regelmatig, maar ik probeer mij daardoor niet te laten beperken. Wie zijn beperkingen kent, heeft immers ongekende mogelijkheden.’
Waarom vertrok jij na jouw opleidingen naar Rotterdam?
‘Allereerst wilde ik graag in een grote stad met verschillende mensen in een huis te wonen.
De zoekterm ’Diaconaal jaar en maatschappelijk werk’ leidde mij naar het diaconaal jaar van Youth For ChristRotterdam. Ik ben dit jaar gaan doen en heb er geen moment spijt van gehad. Wij organiseerden actieweken en allerlei maatschappelijke stages. Daarna ben ik nog heel lang in Rotterdam blijven wonen. Ik ontmoette daar ook mijn man.’
Maar na enkele jaren lonkte Zwolle?
‘We woonden in een mooi, maar kleine appartement met tuin in de stad. Het werd simpelweg te klein voor ons vieren en de hulphond. In de omgeving van de Zwolle heb ik veel familie wonen. Wij vinden het ook belangrijk om de kinderen met familie te laten opgroeien. We konden een mooi huis krijgen in Stadshagen en hebben toen de knoop doorgehakt.‘
Onderwijl was daar dat ene moment.
‘Ja, wij woonden toen nog in Rotterdam. Ik bracht mijn oudste dochter voor het eerst naar de peuterspeelzaal enmerkte dat veel kinderen vragen hadden. ‘Waarom loopt die mevrouw met een stok? Waarom heeft die hond zo’n ding op zijn rug? Ben je een beetje blind?’ De ouders vonden dat soms vervelend of hadden geen tijd. Ook ik moest zelf snel weer even mijn dochter helpen. Ik vond het jammer dat de vragen onbeantwoord bleven. Ik werkte op dat moment als tekstschrijver (zzp) en het leek mij zo leuk om daar een keer een boek over te schrijven. Zo kon ik op een laagdrempelige manier iets aan kinderen vertellen over blind zijn.’
Hoe ging jij aan de slag?
‘Aanvankelijk bedacht ik korte verhaaltjes. Dat deed ik samen met mijn dochter. Zij hielp mij met het bedenken van de verhalen. Welke thema’s moesten er echt in komen? Haar lievelingsdier is de olifant, dus deze kreeg de hoofdrol.
Ik wilde graag een prentenboek schrijven, omdat kinderen vaak veel leren en onthouden van plaatjes.
Voor het illustreren wilde mijn schoonzusje mij wel helpen. Ze vertelde in een gesproken bericht in WhatsApp alles in details wat ze had getekend. Ik heb weleens een verhaal daar iets op aangepast. Het was een mooi, continu proces van schrijven en tekenen.’
Met het boek op zak geef jij ook lezingen en voorlichtingen.
‘Dat is ontzettend leuk om te doen. Een paar keer bezocht ik een bibliotheek, maar ik ben vooral op basisscholen geweest. De kinderen kunnen uiteraard al hun vragen stellen en ze mogen voelen aan het braille. Ook laat ik het geleidehondentuig zien en vertel wat de geleidehond allemaal voor mij doet. En ze mogen de geleidehond aaien. Dit doe ik altijd aan het einde van de les, in groepjes. Dat mag alleen als de hond haar tuig niet om heeft. Indien dat wel zo is, is ze aan het werk en mag ze niet worden afgeleid.
Tevens leg ik bijvoorbeeld uit waar mijn witte stok voor is en dat bijvoorbeeld automobilisten en fietsers moeten stoppen als iemand die stok omhoog steekt om over te steken.
De inhoud van mijn verhaal is uiteraard afhankelijk van de leeftijd. Hoe ouder, hoe meer details. In de hogere groepen neem ik bijvoorbeeld een braillemachine mee. Dan kunnen ze zien hoe ik braille typ op een papier. Ook neem ik dan de brailleregel mee die in braille toont wat er op het scherm staat.
Natuurlijk lees ik ook voor uit het boek.‘
Wat is jouw droom of droombaan?
‘Door mijn boek en door te vertellen over blind zijn hoop ik dat de wereld steeds een stukje inclusiever en toegankelijker wordt.
Qua baan, ik houd ervan om verschillende dingen te doen. Maar wat heel gaaf is, is dat ik nu een opleiding volg als mantelzorgmakelaar. Ik help mantelzorgers met vooral praktische regeltaken. Als ik dit kan combineren met het geven van gastlessen en het schrijven van teksten, heb ik mijn droombaan gevonden. De afgelopen weken heb ik weer enkele gastlessen gegeven. Geweldig! Ook zijn er al bijna 500 boeken verkocht en de verkoop gaat nog steeds door. Als mensen interesse hebben, kunnen ze altijd even kijken op www.tipantekst.nl.’
Of ik bestaande misverstanden kan benoemen?
Als ik bijvoorbeeld langs iemand loop, worden mensen vaak stil. Dat is lastig, want dan weet ik niet meer waar ze zijn. Ook denken mensen soms dat ze mij maar niet moeten groeten, omdat ze mij dan uit mijn concentratie halen, maar ik vind het juist leuk als iemand mij even groet. Dan is het fijn als ze even hun naam erbij zeggen, dan weet ik meteen wie het is. Hoef ik daar niet naar te raden.’